Prinsjesdag is niet alleen voor de hoedenliefhebbers maar ook voor fiscalisten een van de hoogtepunten van het jaar. Op deze dag wordt duidelijk waar wij de komende periode over gaan adviseren. Het belastingplan 2016 lijkt de aansluiting met de praktijk echter te missen.
Zo staat het forfaitaire rendement in box 3 al geruime tijd ter discussie. Onze wetgever gaat nog altijd uit van een rendement op spaargeld van 4% en belast dit met 30% inkomstenbelasting. Dit betekent effectief een belastingdruk van 1,2% van het box 3 saldo.
Voor veel defensieve beleggers betekent dit een belastingdruk die de 100% nadert. De rente die zij op de spaarrekening krijgen, schommelt rond de 1% en is net genoeg om de inkomstenbelasting te betalen.
Om dit nadelige effect op te heffen, wordt vanaf 1 januari 2017 het forfaitair rendement voor vermogens tot € 100.000,-, voor zover het de verhoogde vrijstelling van € 25.000,- per belastingplichtige overstijgt, verlaagt naar 2,9%. Dit betekent een verlaging van de effectieve belastingdruk naar 0,87% (30% * 2,9%). Voor defensieve beleggers blijft de belastingdruk onevenredig hoog, maar het is in ieder geval een belastingverlaging van 27,5%.
De wetgever is van mening dat de belastingplichtige met meer vermogen, meer risico kan nemen waardoor het rendement stijgt. Belastingplichtigen met een vermogen van meer dan € 1.000.000,- boven de vrijstelling zullen vanaf 1 januari 2017 geconfronteerd worden met een heffing van 1,65% van het belegd vermogen. De wetgever gaat er hierbij van uit dat hogere vermogens een rendement kunnen halen van forfaitair 5,5%.
In het belastingplan 2016 wordt het rendement van 5,5% echter onderbouwd met studies zonder bronvermelding. Heeft de wetgever zich laten leiden door pocherige borrelpraat? Tenslotte praat niemand openlijk over zijn zeperds!
Mijn werkgebied is de (groot)MKB-praktijk. Mijn cliënten hebben hun vermogen vaak verdiend met hard werken. Zij gaan heel prudent met hun vermogen om en hebben vaak een defensief beleggingsprofiel. Het geschetste rendement van 5,5% over een gehele portefeuille zullen zij niet eenvoudig realiseren. Zij zullen door de nieuwe plannen, in theorie, harder geraakt worden. In de praktijk hebben belastingplichtigen met grotere vermogens vaak een betere belastingadviseur, welke er natuurlijk allang voor heeft gezorgd dat er geen vermogen meer te belasten valt in box 3. Het spaargeld is reeds overgeheveld naar een 'spaarpotjes-B.V.' of VBI. De effectieve belastingdruk op het rendement van vermogen daalt daarmee naar 40% of 25%.
Toen in 2001 de huidige wet werd ingevoerd, was het forfaitair rendement van 4% eenvoudig te realiseren. In 2000 heb ik voor veel cliënten scenario's uitgewerkt om te anticiperen op de nieuwe wetgeving. Hierbij werd gerekend met een rendement van 8%, 10% of 12%. Dit is door de lage rentestand, niet meer realistisch. De wetgever heeft zich intussen volledig ingegraven in box 3 en het forfaitaire rendement, omdat deze in de vooringevulde aangifte (VIA) makkelijk te verwerken is.
Op 12 december 1997 gaven de toenmalig minister van Financiën Zalm en de staatssecretaris van Financiën Vermeend in een interview aan de Volkskrant aan dat belastingadviseurs, door de introductie van box 3, de grote verliezers waren van het belastingplan. De beleving van box 3 is in de afgelopen vijftien jaar 180 graden gedraaid van pretbox naar horrorbox. Maar box 3 blijft een mooi onderwerp om over te adviseren.
Door: Jacqueline Hill-Rijsbergen (Senior belastingadviseur bij MTH Belastingadviseurs en docent bij Markus Verbeek Praehep)